Patser­gedrag op straat

Straatracen, hard optrekken en gevaarlijke inhaal­acties: patsergedrag in het verkeer is een groeiend probleem in Zuid-Holland. Het ROV schakelde daarom bureau Dijksterhuis & van Baaren (D&B) in, onderdeel van de Behavior Change Group, om de mogelijkheden voor een aanpak te onderzoeken. Gedragspsycholoog Bob van Dam houdt zich hier bezig met onbekende problemen op het gebied van gedragsverandering.

Asociaal gedrag in het verkeer is nog maar weinig onderzocht. “Des te interessanter”, vindt Bob. “Met een kernteam van mensen vanuit het ROV Zuid-Holland, de gemeenten Den Haag, Rotterdam en Capelle aan den IJssel en de politie-eenheden Den Haag en Rotterdam hebben we een eerste verkenning gedaan van dit gedrag.”

“Als kapstok gebruikten we de behavioral design sprint van D&B. Dit is een methode om versneld en in co-creatie een gedrags­vraagstuk te doorlopen: van doelgedrag tot design in vier sessies”, legt hij uit. “In deze methode staan vier vragen centraal: wie is de doelgroep, welk doelgedrag willen we van deze groep zien, wat zijn de drijfveren van het gedrag dat ze nu vertonen en welke designs kunnen helpen dit gedrag te veranderen?”

Een eerste verkenning

“Onze informatie haalden we uit de kennis van de aangeschoven experts, een kort literatuur­onderzoek, interviews met handhavers en met de organisator van de EMG-cursus, de Educatieve Maatregel Gedrag“, vertelt Bob. “Dit leverde een aantal eerste inzichten op die we in de toekomst verder willen uitdiepen. Op basis daarvan kunnen we dan interventies ontwerpen.”

Het probleem

­“Een kleine groep weggebruikers veroorzaakt relatief veel overlast met asociaal gedrag. Wij hebben dat imponeergedrag genoemd”, legt Bob uit. “Het is trouwens de vraag of deze bestuurders bewust overlast veroorzaken of dat ze vooral bezig zijn met de eigen groep. De meeste mensen in hun omgeving storen zich in ieder geval aan het gedrag. Imponeer­gedrag beïnvloedt vooral het gevoel van veiligheid en openbare orde.”

Doelgroep

“De verkeersaso’s zijn overwegend jongemannen”, vertelt Bob. “Als uitganspunt voor de doelgroep hebben we deelnemers van de EMG-cursus genomen, omdat zij veel verkeersovertredingen begaan. We vroegen aan organisatoren van de EMG-cursus om een beeld te schetsen van hun deelnemers. Ze hebben een diverse achtergrond, zijn vaak laag opgeleid, hebben een eigenwijs karakter en weinig zelfreflectie. Verder bestaat er een sterke koppeling tussen autobezit, goed kunnen rijden en patsergedrag. Want de jongeren die overlast veroorzaken, zijn vaak wel degelijk vaardige chauffeurs.”

Doelgedrag

Het gewenste gedrag formuleert D&B meestal volgens een vaste formule: als groep X in situatie Y is, dan vertonen ze gedrag Z. In dit geval vulde de kerngroep dit in met: als jonge mannen deelnemen aan het verkeer, dan houden ze zich aan de verkeersregels. “Je kunt ook aan andere doelgedragingen denken, zoals: als ouder merken dat hun zoon een luidruchtige auto heeft, dan gaan ze daarover in gesprek.”, vult Bob aan.

Drijfveren

De vraag is: waarom doen deze jongeren zo asociaal? “Als jonge mannen vrienden opzoeken op straat en steeds beter worden met hun auto, dan is het geen verrassing dat ze elkaar gaan opjutten. De grens wordt daarbij steeds iets verder verlegd”, legt Bob uit. “Het gedrag hoeft niet per se te ontstaan met de bedoeling omstanders lastig te vallen. Wij zien het vaak als bewust gedrag en denken dat de jongeren zich afzetten tegen de omgeving. Maar misschien is het een verklaarbaar sociaal proces, gericht op de groep intern. Tegelijkertijd wil ik ook niet zeggen dat het alleen kwajongens zijn, want het spectrum van de doelgroep is breed, tot aan criminaliteit.”

In de vier sessies heeft de kerngroep verschillende drijfveren benoemd. Ten eerste komt patsergedrag veel terug in rap- en straatcultuur, het spreekt jongeren aan. Binnen de groep wordt patsergedrag dan ook anders beoordeeld dan door omstanders. Daarnaast geeft het gedrag een kick, laat het de adrenaline stromen. Verder biedt een auto ruimte, vrijheid en privacy. Veel jongeren uit de doelgroep wonen bij hun ouders in een klein huis. De auto is dan een mooie plek om even van huis weg te zijn. Het ook een sociaal bindmiddel en er lijkt een sterke koppeling te bestaan tussen het zelfbeeld van deze jongeren en het bezit van een auto. De auto is een symbool van volwassenheid en status.


"De jongeren die overlast veroorzaken, zijn vaak wel degelijk vaardige chauffeurs.”

Denkrichtingen

“Op basis van de drijfveren die we onderscheiden, hebben we een aantal denk­richtingen voor interventies bepaald”, vertelt Bob. “In de wijken waar imponeer­gedrag veel voorkomt, heerst bijvoorbeeld vaak een groot gemeenschapsgevoel. Van zo’n sterke community kunnen we gebruik­maken door rolmodellen in te zetten. Lokale helden kunnen laten zien wat echte mannelijkheid is. Dat een goede chauffeur niet alleen de auto goed beheerst, maar ook overzicht houdt over het verkeer en verant­woordelijkheid neemt voor zijn omgeving. Dat is een preventieve maatregel die op korte termijn kan worden uitgevoerd.” Andere denk­richtingen zijn bijvoorbeeld het aanpakken van autoverhuurbedrijven, hotspots afzetten, flitskasten decibel laten meten en anders handhaven.

Verdiepen en concreet maken

“Deze eerste verkenning, die al veel heeft opgeleverd, kunnen we nog verder uitbouwen”, ziet Bob. “Alle kennis die we hebben verzameld staat in de infographic. Ik hoop dat meer gemeenten en andere organisaties willen meedoen aan een vervolg­traject. Het ROV Zuid-Holland heeft de eerste stap gezet om dit belangrijke onder­werp te onderzoeken. Maar patsergedrag is een landelijk probleem dat om een effectieve aanpak vraagt. Dus wie doet er mee?”

Denk mee over een campagne

­Het ROV, de betrokken gemeenten en politie willen het onderzoek graag snel voortzetten, om in het aankomende seizoen met elkaar een gerichte, aansprekende campagne te voeren. Heb je ideeën of weet je als jongeren­werker geschikte boegbeelden voor zo’n campagne? Laat het ons weten via meedoen@maakeenpuntvannul.nl.

Deel dit artikel: